‘Waarom ga je niet badmintonnen?’
Ik deed alsof ik niets hoorde en sloeg de shuttle terug.
‘Ik meen het.’
‘Nee, ben jij gek geworden, dat is suf.’
Thijs lachte en sloeg mis.
‘Nee echt, sporten is goed voor je. En je bent er goed in.’
‘Ja vast. Sla die shuttle nou maar weer op, kunnen we weer verder spelen.’
We voerden dit soort discussies al een paar maanden. Thijs vond dat ik moest gaan sporten, want dat helpt tegen depressies. Maar ik vond sporten stom. En ik had er trouwens ook geen tijd voor, veel te druk. Met moe zijn en dingen doen die moesten en hele dagen op de bank hangen vanwege die stomme burn-out. Nee, ik wist echt niet wanneer ik dan ook nog zou moeten sporten, geen beginnen aan.
Maar na die opmerking, op de camping in Frankrijk (want wanneer badminton je anders?), bleef het toch een beetje aan me knagen. Want tennis en squash vond ik vroeger ook best leuk, alleen zo irritant dat je wel iemand in je omgeving moest hebben die meewilde. Ja, Thijs wilde soms wel, maar die sloeg altijd zo hard dat ik de bal niet eens meer terug geslagen kreeg. Daar was niets aan.
Eenmaal weer thuis zocht ik op internet naar badmintonverenigingen in mijn buurt. Er waren er twee. Tja, welke kies je dan? Ah, vereniging A had één speelavond per week, vereniging B had er twee. Dat werd dus vereniging B, want als ik dan eenmaal begin met sporten, moet het wel serieus zijn. Doodzenuwachtig ging ik op een woensdagavond kijken, ik ben soms namelijk een beetje bang voor vreemde mensen. Ik voelde me ook vreselijk voor aap staan toen ik in mijn oude sportkleren(die ik ergens achterin mijn kast vond, nog van voor het kindertijdperk) uit de kleedkamer tevoorschijn piepte. Maar, een half uurtje later was ik mijn onwennigheid natuurlijk alweer helemaal vergeten en wilde ik maar één ding: die verrekte shuttle goed raken!
‘En?’
Thijs keek me nieuwsgierig aan toen ik thuis de woonkamer weer instapte.
‘Wat, en?’
Ik geef me natuurlijk niet zomaar gewonnen, wat denkt hij wel?
‘Nou, hoe was het?’
‘Ja. Ik geloof dat ik het wel leuk vind.’
Ik durfde eigenlijk zelfs aan mezelf nog niet toe te geven dat ik het tof vond.
‘Aten ze je niet op?’
Thijs prikte me in mijn zij.
‘Nenenenee, tuurlijk niet.’
Ik kronkelde weg van zijn priemende vinger in mijn zij en hupte op mijn voeten van zijn gekietel.
‘Hou op, ga weg!’
Thijs lachte.
‘Goed gedaan mop, volgende week zeker weer?’
En ja, ik ging volgende week weer. En de week daarop. En daarna een half jaar niet, want ik was zo fanatiek begonnen dat ik mijn bekken compleet uit haar verband getrokken had. Dat werd fysiotherapie. In eerste instantie was de therapeute bang dat het nooit meer wat zou worden met mij en badminton en bah, wat had ik daar de pest over in. Zie je wel, je wordt helemaal niet happy van sporten, ik werd er juist haast wéér depressief van. Maar ik had geluk, na een half jaartje ‘revalideren’, mocht ik -heel voorzichtig- weer de baan op. En sinds die tijd gaat het alweer een jaar hartstikke goed. En super fanatiek, want ik hou niet van half werk.
Wonderlijk, hoe een balletje soms kan rollen. Of hoe een shuttle soms kan vliegen, in mijn geval.